woensdag 3 september 2014

Niets hebben en toch blij zijn in de Heere.






'Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal, en geen vrucht aan de wijnstok zijn zal, dat het werk van de olijfboom liegen zal, en de velden geen spijs voortbrengen; dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal, en dat er geen rund in de stallen wezen zal; 
Zo zal ik nochtans in de HEERE van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God mijns heils. Habakuk 3 : 17 en 18.

Er is oorlog. Het geweld en de overwinningen van de Chaldeën zijn bekend en worden gevoeld.
Is God hier nu in?

God voert Zijn eigen raad uit om het geloof van Zijn eigen volk op de proef te stellen. Om de oprechten  van de huichelaars te scheiden. 
Toch zal Hij met de Chaldeën afrekenen en dat niet alleen. Hij rekent ook af met de dorst naar heerschappij en rijkdom. Hen die verdrukken en iemand benadelen en op oneerlijke wijze land toe eigenen. Zij, die dronkenschap bevorderen, zodat ze hun buren te schande maken. (hoofdstuk 2)
Ook nu doet God dat op Zijn tijd en Zijn wijze. 
Hij is niet veranderd!

In hoofdstuk 1 spreekt Habakuk tot God,
in hoofdstuk 2 spreekt God tot Habakuk,
in hoofdstuk 3 spreekt Habakuk weer tot God.

In dit 3e hoofdstuk bidt Habakuk, want hij wilde van zijn kant het onderhoud niet eindigen.
Hij bidt God ernstig Zijn volk in de beproeving te steunen en de beproeving op te heffen. Hun bevrijding te verhaasten en ze intussen te troosten. Hij denkt terug aan Gods werken. Zijn heerlijke en genadevolle verschijningen voor Zijn volk. Hij had zo vele keren wonderlijk uitredding gegeven.
Habakuk bemoedigt zichzelf en anderen met de hoop, dat het einde troostrijk en heerlijk zal zijn, al is daar nu nog niets van te zien. 

In tijden van oorlog, droogte, overstroming, enz. is hongersnood één van de meest gewone gevolgen. En het treft het meest die stilzitten en zich rustig houden. 

In dit hoofdstuk zien we dat iedereen door de Chaldeën  van alles beroofd zullen worden.  
De vijgeboom zal niet bloeien, er zal geen vrucht aan de wijnstok zijn, de velden zullen geen eten voortbrengen en er zal geen rund in de stal zijn.
Wat nu?
Als alles weg is, is God nog niet weg!
Ondanks alles mag Habakuk in God het uitjubelen, hij zegt: 'Zo zal ik nochtans in de Heere van vreugde opspringen. Ik zal Hem hebben om mij te verheugen.
Wanneer je in goede tijden God in alles erkent, kun je ook in Hem verblijden als alles dor en leeg is.
Je kunt op de puinhopen zitten van alles beroofd en dan nog zingen van de roem van God, de God van ons heil, ons eeuwige zaligheid! 
Dan mag je in de grootste pijn, verdriet en al wat er over je heen komt en wat je meemaakt in Hem verblijden. Aangezien dat door dit alles onze zaligheid niet belemmerd word, maar juist bevorderd wordt!

In vers 19 zegt Habakuk: 'De Heere Heere is mijn sterkte.'
Is hij ook u/jou sterkte?

In Hem is alleen verwachting en sterkte. In Hem is mijn heil, mijn God van mijn vertrouwen!  

2 opmerkingen: